KINDERRECHTER

De kinderrechter is een alleensprekend rechter. De rechtbank mag besluiten om een zaak in meervoudige kamer te behandelen. De kinderrechter maakt in dat geval deel uit van de meervoudige kamer. In sommige gevallen is meervoudige kamerbehandeling wettelijk verplicht, zoals bij behandeling van het verzoek om beëindiging van het gezag. Een kinderrechter bemoeit zich alleen met minderjarigen op verzoek (zie Procedures). Dat wil zeggen dat een kinderrechter zich niet uit eigen beweging (‘ambtshalve’) met een minderjarige mag bemoeien. We noemen dit ook wel de ‘lijdelijkheid’ van de kinderrechter.

In bijzondere gevallen mag de kinderrechter uit eigen beweging een uitspraak doen. Zo mag hij bij een verzoek voor een ondertoezichtstelling (OTS) van één kind uit een gezin, deze ook uitspreken voor andere kinderen van het gezin. Voorwaarde is dat voor dat kind dezelfde gronden voor een OTS aanwezig zijn (Art 1:255 lid 5 (BW)).

De uitspraak van de kinderrechter wordt een beschikking genoemd.

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING

De Raad voor de Kinderbescherming is het overheidsorgaan dat wettelijk belast is met het doen van onafhankelijk onderzoek naar de opvoedingssituatie van een kind. Dit gebeurt meestal op verzoek van de gemeente of een gecertificeerde instelling of Veilig Thuis. In bepaalde situaties mag de Raad dit ook doen op eigen initiatief.

Andere taken van de Raad voor de Kinderbescherming zijn het adviseren van de Rechtbank bij Scheiding en Omgang en bij de maatregelen van jeugdreclassering. De Raad voor de Kinderbescherming heeft hierbij de casusregie. Binnen de uitvoering van de OTS heeft de Raad de taak om (voorgenomen) beslissingen van de gecertificeerde instelling te toetsen. Het gaat hierbij om de beslissingen om de OTS niet te verlengen, de uithuisplaatsing te beëindigen en de verlenging van een uithuisplaatsing die langer dan twee jaar heeft geduurd.

De Raad voor de Kinderbescherming valt niet onder de beleidsverantwoordelijkheid van de gemeente. Er is een landelijke handreiking ontwikkeld waarin de samenwerking tussen de Raad en de gemeente en gecertificeerde instellingen is beschreven.

VEILIG THUIS

Veilig Thuis is de organisatie waar meldingen over huiselijk geweld en kindermishandeling gedaan worden. De wettelijke omschrijving van Veilig Thuis is ‘Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling’. De taken en bevoegdheden zijn vastgelegd in artikel 12 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Veilig Thuis biedt advies aan professionals en burgers als zij vragen hebben over een situatie die veiligheid van kinderen of andere gezinsleden bedreigt. Veilig Thuis heeft de plicht en bevoegdheid om te onderzoeken of er sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld en daarop actie te ondernemen. Veilig Thuis is daarmee de spin in het web bij de aanpak van kindermishandeling.

Uitgangspunt van Veilig Thuis is om aan te sluiten bij de eigen verantwoordelijkheid van ouders en hun netwerk. Veilig Thuis is bevoegd om een melding bij de Raad voor de Kinderbescherming te doen. Waar de Raad voor de Kinderbescherming onderzoekt of er gronden zijn voor een maatregel van jeugdbescherming, onderzoekt Veilig Thuis of er sprake is van kindermishandeling. Omdat Veilig Thuis allereerst probeert vrijwillige hulp op gang te brengen, vormt de bemoeienis van Veilig Thuis vaak het startpunt van preventieve jeugdbescherming (ook wel drang genoemd).

GECERTIFICEERDE INSTELLING

De ondertoezichtstelling (OTS) wordt uitgevoerd door een hiertoe bevoegde rechtspersoon, die volgens de Jeugdwet (artikel 3.2) een kwaliteitscertificaat moet bezitten. Een instantie met bevoegdheden voor de uitvoer van maatregelen noemen we een ‘gecertificeerde instelling’. Elke gemeente is verplicht voldoende contracten af te sluiten met gecertificeerde instellingen. De meeste gecertificeerde instellingen zijn ontstaan uit de voormalige Bureaus Jeugdzorg en Landelijk Werkende Instellingen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering (bijvoorbeeld William Schrikker JB en JR, Leger des Heils en Stichting Gereformeerde Jeugdwelzijn die inmiddels een nauwe samenwerking zijn aangegaan).

De gecertificeerde instellingen werken steeds meer samen met wijkteams. De gemeente is verantwoordelijk voor de veiligheid in brede zin en de afstemming tussen het sociale domein (met name de wijkteams) en de organisaties gericht op veiligheid zoals het OM, de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling. De gecertificeerde instellingen worden daarom in toenemende mate onderdeel van het domein van zorg en veiligheid, overigens wel met behoud van hun speciale positie en landelijk vastgestelde kwaliteitseisen. Zo moet de gecertificeerde instelling voldoen aan het Normenkader voor de gecertificeerde instelling.

(GEZINS)VOOGD OF JEUGDZORGPROFESSIONAL

De daadwerkelijke uitvoering wordt gedaan door een minimaal hbo-geschoolde, geregistreerde jeugdzorgprofessional, al naar gelang de taken die hij uitvoert gezinsvoogd, voogdijwerker of jeugdreclasseringswerker genoemd. De verzamelterm voor deze drie functies is jeugdbeschermer. De professional moet om zijn registratie te behalen registratiepunten verkrijgen. Die zijn te verkrijgen door scholing en reflectie op de beroepsuitoefening. Van de professionals wordt ook verwacht dat zij werken volgens de richtlijnen die de beroepsgroepen hebben opgesteld, bijvoorbeeld de richtlijn uithuisplaatsing.

In veel gemeenten bestaat ook een begeleidingsvorm die op vrijwillige basis aan ouders wordt aangeboden. De professional in het vrijwillige kader heeft minder bevoegdheden dan de gezinsvoogd.

Dit is een van de ingezette jeugdbeschermingsmaatregelen. Klik op onderstaande knop on terug te keren naar de maatregelen pagina.