ONDERTOEZICHTSTELLING (OTS)
De meest ingezette jeugdbeschermingsmaatregel is het beperken van het gezag door het onder toezicht stellen van de minderjarige door de kinderrechter van een gecertificeerde instelling.
Dit heeft meestal alleen betrekking op de aspecten die de persoon van de minderjarige betreffen, en niet op het vermogen en de vertegenwoordiging van de minderjarige. Ouders behouden zoveel mogelijk zelf de verantwoordelijkheid.
De ondertoezichtstelling (OTS) (artikel 1:255 BW) is de belangrijkste maatregel van kinderbescherming. Doel van de OTS is om kinderen te beschermen die in hun ontwikkeling worden bedreigd of veiligheidsrisico’s lopen. De maatregel is erop gericht ouders te ondersteunen en te begeleiden.
De ondertoezichtstelling (OTS) kan worden uitgesproken door de kinderrechter als de belangen van een kind ernstig bedreigd worden. De OTS wordt na onderzoek en een verzoek aan de kinderrechter aangevraagd door de Raad voor de Kinderbescherming. De OTS wordt uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerde instelling. De daadwerkelijke uitvoering wordt gedaan door een professional, gezinsvoogd genaamd (zie ook Wie doet wat?)
De OTS duurt een half jaar tot een jaar, maar kan op verzoek van de gezinsvoogd (telkens) met een periode van maximaal één jaar worden verlengd. De gezinsvoogd moet dan aantonen dat de gronden van de maatregel nog steeds aanwezig zijn.
VOORLOPIGE ONDERTOEZICHTSTELLING (VOTS)
De OTS kan ook voorlopig worden uitgesproken. Dat gebeurt als de situatie zo acuut is, dat een normaal raadsonderzoek en de gewone verzoekschriftprocedure (zie Procedures) niet afgewacht kunnen worden. De VOTS kan maximaal drie maanden duren. Daarna wordt de VOTS beëindigd of omgezet in een OTS. Binnen de termijn van die drie maanden doet de Raad zijn onderzoek en moet een verzoek worden ingediend.