PROCEDURES

Wat als ouders op opvoeders het niet eens zijn met bepaalde beslissingen? De wet kent betrokken professionals verschillende rechten toe. Elke maatregel die een gezinsvoogd kan nemen, kent zijn eigen rechtsgang. Procedures bij de kinderrechter worden altijd ingeleid door een verzoekschrift.

SCHRIFTELIJKE AANWIJZING

De meest aangewezen methode door de gezinsvoogd is die met een motiverende, oplossingsgerichte aanpak. Daarbij ligt de belangrijkste rol bij het gezin zelf. Indien dit ontoereikend blijkt, heeft de gezinsvoogd de bevoegdheid om de ouders een aanwijzing te geven (zie hiervoor artikel 1:263, 264 en 265 BW). De ouders dienen deze op te volgen. Om het formele karakter te benadrukken en een vorm van rechtsbescherming te realiseren, moet deze aanwijzing schriftelijk worden gedaan. Met deskundig gebruik van zijn autoriteit oefent de gezinsvoogd druk uit op het gezin. De schriftelijke aanwijzing is dan ook bedoeld als uiterste middel.

Als ouders de aanwijzing niet opvolgen, dan kan de gezinsvoogd de kinderrechter met een verzoekschrift vragen de aanwijzing alsnog op te volgen. Als ouders het niet eens zijn met een aanwijzing kunnen zij allereerst hun bezwaren kenbaar maken bij de gecertificeerde instelling, vervolgens is binnen 14 dagen beroep mogelijk op de kinderrechter met een verzoekschrift.

Ook als er geen sprake is van een aanwijzing, kunnen geschillen over de uitvoering van een ondertoezichtstelling (OTS) aan de kinderrechter worden voorgelegd.

VERZOEKSCHRIFT

Elke procedure bij de rechtbank (kinderrechter) moet beginnen met een verzoekschrift. De wet schrijft voor wie een verzoek mag indienen. Zo mag een verzoek tot een OTS alleen door de Raad voor de Kinderbescherming of het Openbaar Ministerie worden gedaan.

Er zijn hierop enkele uitzondering. Twee voorbeelden:

  • Ouders of stief-, of pleegouders willen een OTS, maar de Raad voor de Kinderbescherming komt na onderzoek tot de conclusie dat dit niet nodig is. In dat geval zijn deze personen ook bevoegd tot het doen van een verzoek.
  • De Raad voor de Kinderbescherming acht de gronden voor een maatregel niet (voldoende) aanwezig, maar de burgemeester of gemeente wel. In dat geval is de Raad voor de Kinderbescherming verplicht deze kwestie aan de rechtbank voor te leggen. De kinderrechter mag in dat geval ambtshalve een OTS uitspreken.

Gezinsvoogden (formeel de gecertificeerde instelling) mogen ook bepaalde verzoeken indienen. De belangrijkste verzoeken die gezinsvoogden kunnen indienen:

  • verlenging ondertoezichtstelling
  • (verlenging) uithuisplaatsing
  • verzoek toestemming medische behandeling
  • vaststellen omgangsregeling en verdeling zorgtaken
  • overheveling van gedeeltelijk ouderlijk gezag bij uithuisplaatsing
  • geschillenregeling.

Verzoeken die ouders kunnen indienen:

  • vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing
  • beëindiging uithuisplaatsing
  • tussentijds opheffen ondertoezichtstelling (mits de gecertificeerde instelling hier niet toe overgaat)
  • geschillenregeling.
  • Procedure verzoekschrift

Bij het indienen van een verzoek is de gezinsvoogd verplicht om aan te geven op welke wijze het verzoek met ouders en kind (afhankelijk van diens beoordelingsvermogen) is besproken en wat hun mening over het verzochte is. Pleegouders die langer dan een jaar (hierbij telt ook de periode voorafgaand aan de ondertoezichtstelling mee) voor een kind hebben gezorgd, zijn altijd belanghebbende bij een verzoek door de gezinsvoogd of de Raad. Ook hun mening moet worden weergegeven. Zij hebben hierdoor ook het recht om aanwezig te zijn bij de zitting.

Voor het indienen van een verzoek is geen advocaat nodig. Een uitzondering geldt voor verzoeken op grond van de geschillenregeling (artikel 1:262b BW). Het is voor (pleeg)ouders vaak wel aan te raden om een advocaat te nemen. Voor het voeren van verweer hebben ouders in principe ook geen advocaat nodig, voor hoger beroep wel. Zittingen bij de kinderrechter zijn altijd achter gesloten deuren. De gezinsvoogd en de Raad voor de Kinderbescherming zijn expliciet verplicht om de feiten en omstandigheden vermeld in het verzoekschrift en rapportages naar waarheid te vermelden (artikel 3.3 Jeugdwet).

GESCHILLENREGELING

In artikel 1:262b (BW) is de geschillenregeling opgenomen. Geschillen over de uitvoering van de OTS kunnen aan de kinderrechter worden voorgelegd. Uitgezonderd hiervan zijn de gedragingen op grond waarvan een klacht kan worden ingediend (geregeld in artikel 4.2.1 (JW). Geschillen kunnen worden aangekaart door met gezag belaste ouders, jeugdigen, pleegouders, jeugdhulpvoorzieningen en natuurlijk door de gezinsvoogd zelf.

BEROEPSGEHEIM

Het beroepsgeheim van medische professionals is goed vastgelegd, en moet dat blijven. Doorbreking van het beroepsgeheim is mogelijk indien er sprake is van een situatie van kindermishandeling en de informatie nodig is om hier een einde aan te maken. Professionals zijn wettelijk beschermd bij het verstrekken van informatie aan de gezinsvoogd (artikel 7.3.11 lid 4 Jeugdwet). Het criterium dat er (ook) sprake moet zijn van kindermishandeling geldt in dat geval niet.

AFSPRAKEN

Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de gezinsvoogd een dossier kan opvragen. Een gezamenlijke werkgroep waarin afvaardigingen van de KNMG, GGZ Nederland, de NVVP, Jeugdzorg Nederland, de Raad voor de Kinderbescherming, VWS en IPO deelnamen, hebben hiervoor werkafspraken inclusief toelichtingen opgesteld. Deze zijn verwerkt in een handige app van VWS: ‘info delen’.

RECHTSBESCHERMING

Algemene regels over de rechten bij de gerechtelijke procedures van betrokkenen zijn:

  • het recht om gehoord te worden
  • het recht van jeugdigen vanaf 12 jaar om gehoord te worden
  • het recht van pleegouders die langer dan een jaar voor hun pleegkind gezorgd hebben om gehoord te worden
  • het recht om een advocaat te nemen en verweer te voeren
  • het recht op hoger beroep in een aantal gevallen.

Omdat een ondertoezichtstelling gaat om gedwongen hulpverlening, is de rechtsbescherming wettelijk geregeld.