Familiegroepsplan in de jeugdbescherming

Wanneer een kind onder toezicht staat van een gezinsvoogd, hebben ouders en kind(eren) het recht op het opstellen van een familiegroepsplan. Het doel van de ondertoezichtstelling (OTS) is ouders zoveel mogelijk te ondersteunen bij het zelf verzorgen en opvoeden van hun kind. Artikel 4.1.2 van de Jeugdwet stelt daarom dat de gezinsvoogd de ouders als eerste de gelegenheid moet bieden tot het opstellen van een familiegroepsplan.
Tegelijkertijd is de ondertoezichtstelling een gezag beperkende maatregel. Hij wordt uitgesproken als een kind ernstig bedreigd wordt in zijn ontwikkeling én als de ouders met gezag er onvoldoende in slagen om die bedreiging op te heffen. De gezinsvoogd is bevoegd om de ouders aanwijzingen te geven betreffende de opvoeding en verzorging.
Er speelt binnen de (gedwongen) jeugdbescherming een andere dynamiek dan wanneer er sprake is van vrijwillige (jeugd)hulp. Het bemoeilijkt het principe dat ouders als eerste de gelegenheid krijgen een familiegroepsplan op te stellen. Zo zal een gezinsvoogd in situaties waarin de directe veiligheid van het kind in het geding is, onmiddellijk handelen om de veiligheid te waarborgen. Vervolgens is het van belang om zo snel mogelijk met ouders gezamenlijk toe te werken naar een familiegroepsplan waarin de veiligheid en ontwikkeling van het kind centraal staat. Het is een proces dat in de loop van de OTS gestalte krijgt.

Reguliere werkwijzen

Reguliere werkwijzen in de jeugdbescherming, zoals de Deltamethode, Generiek Gezinsgericht Werken, SAVE en VERVE, zijn in ontwikkeling. Invloeden vanuit Signs of Safety en experimenten met en structurele inzet van Eigen Kracht conferenties hebben deze werkwijzen zeker beïnvloed. Hierdoor is er ook in de basismethoden van de jeugdbeschermingsinstellingen in Nederland ruime aandacht voor de eigen kracht van het gezin en het maken van een eigen plan.
Onderzoek naar inzet familienetwerkberaden
De Universiteit van Amsterdam (UvA)  heeft in opdracht van het WODC een onderzoek uitgevoerd naar de inzet van familienetwerkberaden in de jeugdbescherming (Dijkstra e.a., 2016). Hieruit blijkt dat in de jeugdbescherming de inzet van familienetwerkberaden niet voor een betere bescherming zorgt van kinderen en jongeren die onder toezicht zijn gesteld, dan de reguliere werkwijze in de jeugdbescherming. Maar het zorgt ook niet voor minder goede resultaten.

Inhoudelijke verklaringen hiervoor zijn door de UvA niet onderzocht. Om daar meer zicht op te krijgen, voerde het Nederlands Jeugdinstituut in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie gesprekken met cliënten, professionals en deskundigen uit de jeugdbescherming.